Cookie preferences
Settings I agree

FARview #4 met Prof. dr. Philip Wallage en Prof. dr. Jan Bouwens

12 June 2020

English Nederlands
FARview #4 met Prof. dr. Philip Wallage en Prof. dr. Jan Bouwens

Kan een onderneming wel leveren wat ze belooft? Kan een onderneming haar leveranciers nog betalen? Kunnen beleggers in de onderneming er zeker van zijn dat hun geld niet verloren gaat? Dat zijn allemaal vragen die op dit moment aan de orde zijn. Er is ook discussie over de rol die de accountant daarbij kan en moet en spelen. Jan Bouwens schreef hierover onlangs een opiniebijdrage voor Accountant.nl. De portee van het verhaal was dat grote verantwoordelijkheid rust op (met name) de financiële sector, bij de het bepalen van welke ondernemingen toegang zullen houden tot kasmiddelen. Welke afspraken maken ondernemingen met overheden, leveranciers en banken over hun toegang tot kasmiddelen? En hoe beïnvloeden die afspraken de levensvatbaarheid van ondernemingen tijdens en na de crisis?Volgens Bouwens kan de accountant helpen, bijvoorbeeld door het per kwartaal verstrekken van een onafhankelijke opinie over de financiële positie van de betrokken ondernemingen. Hij ging hierover in gesprek met Philip Wallage. Hoe kijkt Wallage tegen de crisis aan en wat is zijn mening over de voorstellen van Bouwens?

 

Bouwens: ‘Zeker in deze periode zijn kasmiddelen nodig om faillissementen te voorkomen. Mijn idee is dat het goed zou zijn als de accountant informatie verzameld over de mate waarin een onderneming toegang tot kasmiddelen heeft weten te beschermen, zodat ze de komende periode niet in de problemen zal komen. Daarover kunnen onderneming en accountant rapporteren, bijvoorbeeld per kwartaal.’

 

Wallage: ‘De huidige problematiek is zo complex dat we niet exact weten wat binnen nu en enkele maanden staat te gebeuren. De politiek neemt iedere week besluiten met verstrekkende gevolgen, die ook meteen toekomstige ontwikkelingen en de bedrijfsmodellen beïnvloeden. We hebben nu onder andere de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid, oftewel de NOW, om de loonkosten te subsidiëren. Die maatregel raakt direct de vraag hoe het zit met de liquiditeiten. Als je constateert dat je omzet ten opzichte van vorig jaar in een vergelijkbare periode meer dan 20 procent lager is, dan kun je snel subsidie krijgen. Dan is de liquiditeitsproblematiek voor de komende maanden beheerst. Maar er zijn zoveel variabelen aan de orde, dat het lastig is om een stellige uitspraak te doen over wat er precies zal gebeuren.

 

Ik heb met Anna Gold en Marshall Geiger onderzoek gedaan naar de going concern-literatuur over een recente periode van 8 jaar. We hebben de wetenschappelijke output beoordeeld. Het is zeer nuttig om daarvan kennis te nemen, maar ik stel vast dat de situatie waarin we ons nu bevinden uniek is. Daar zegt onderzoek eigenlijk nog niets over. Ik vind zelf, net als door de NBA naar buiten is gebracht, dat ondernemingen, ongeacht hun omvang, aandacht moeten besteden aan de effecten van de crisis bij de jaarrekening over 2019. Als gebeurtenis na balansdatum met een oorsprong in het nieuwe boekjaar. Ondernemingen moeten hun stakeholders hierover informeren, ook als het geen invloed zal hebben op de bedrijfsactiviteiten. En de accountant moet ook nogmaals wijzen op eventuele ernstige onzekerheid over de continuïteit. De accountant kan daar ook naar verwijzen met een vrijwillig toelichtende paragraaf.

 

Over de driemaandelijkse termijn die jij noemt voor cashflow-overzichten wil ik zeggen dat accountants ook een assurance-opdracht kunnen aanvaarden. Daar bestaat een standaard voor: ‘onderzoek van toekomstgerichte financiële informatie’. Daaronder valt ook een casflowstatement waar jij op doelt. De accountant kan de rekenkundige juistheid nagaan en de aanvaardbaarheid van de veronderstellingen beoordelen die worden gehanteerd bij het opmaken van de cashflowoverzichten. Gegeven de hectiek, mogelijke opleving van het virus en verlenging van de lockdown, lijkt een cashlowstatement mij echter minder waardevol. De vraag is daarbij wat de houdbaarheid is van de prognoses.’

 

Bouwens: ‘Het gaat mij erom dat de onderneming laat zien in welke mate zij in staat is geweest in de afgelopen drie maanden om de toegang tot cash te verbeteren of dat die toegang juist is verslechterd. En dat zou de accountant moeten attesteren. Verder zou ik willen dat de onderneming een cashflowforecast maakt, waarbij de accountant aangeeft dat de manier waarop dat is gebeurd inderdaad duidelijk maakt of de voorspelling realiseerbaar is of niet. Het gaat mij met name over de huidige situatie en de manier waarop de onderneming heeft geacteerd. Uiteraard bestaat het risico dat de regering het beleid verder aanpakt.’

 

Wallage: ‘Ik twijfel over de realiteitswaarde van een dergelijke voorspelling. De drie maanden retrospectief is wel mogelijk, maar wat voor voorspellende waarde heeft een cashflowforecast die is gebaseerd op de afgelopen drie maanden? Juist vanwege alle onzekerheden. En ook bij de cashflow kun je als onderneming sturen om een fraai cashflow statement voor de afgelopen weken te maken.’

 

Bouwens: ‘Maar daar kan de accountant prima op letten. Je vroeg je ook af wat de voorspellende waarde is. Als de toegang tot cash belangrijk is afgenomen, dan vinden mogelijke leveranciers en afnemers dat zeker een issue. En dat gaat toch echt ook over het verleden.’

 

Wallage: ‘Mijn belangrijkste punt is de vraag wat daarvan de voorspellende waarde is. En horizon van drie maanden is nu heel volatiel. Het hangt af van vervolgmaatregelen of van gebeurtenissen, bijvoorbeeld vertragingen in bezorging in bederfelijke goederen. Juist dit soort onvoorziene gebeurtenissen maken de cashflowforecast onzeker. Het is wezenlijk om samen de onzekerheden expliciet te maken die dit met zich meebrengt. Dan neemt de onzekerheid niet per se weg, maar dan weet de gebruiker dat tenminste. Het voegt misschien niet heel veel toe, maar het is wellicht beter dan niets. Als het bij besluitvorming van belanghebbenden toegevoegde waarde heeft dan is dat prima.

 

Ik denk dat belanghebbenden meer benieuwd zijn of het businessmodel van ondernemingen uiteindelijk houdbaar blijft, niet zozeer wat er de komende maanden gaat gebeuren. Dat zal per sector verschillend zijn. Een accountant zou daar trouwens prima gesprekspartner in kunnen zijn. Veel accountants werken nu thuis, maar hebben vast af en toe momenten waarop ze even achterover kunnen hangen en kunnen nadenken welke disruptieve elementen voor hun klanten aan de orde zijn. Hoe kan een onderneming misschien creatief zijn voordeel doen met een blijvend aanwezig zijn van een 1,5-meter-economie? Dat is een enorme uitdaging, ook voor accountants.’

 

Bouwens: ‘Ik ben het met je eens. Bedrijfsanalyses die plaatsvinden om informatie te scheppen over de manier waarop een gevoerd bedrijfsmodel kan overleven zijn, ook in het post-Corona-tijdperk, uitermate belangrijk. In hoeverre dat iets over de komende drie maanden iets zegt, weet ik niet. Er zijn twee zaken aan de orde. Enerzijds, bij het vooruitkijken in het komende kwartaal zien we dat banken en overheden nu beslissingen nemen die de kans beïnvloeden dat een onderneming zal overleven. Daarover zal moeten worden gerapporteerd. En dus ook over de manier waarop een onderneming zich heeft ingezet om de situatie te verbeteren. Anderzijds speelt de vraag in hoeverre ondernemingen verder in de toekomst kunnen kijken.’

 

Wallage: ‘Een accountant die een oordeel moet geven over een kwantitatief retrospectief en prospectief van drie maanden, zonder een uitgewerkte visie, zal minder waarde kunnen toevoegen dan wanneer hij een oordeel moet geven over een goed onderbouwde uitwerking van de potentiële impact van een 1,5-meter-economie. Toelichting en visie zijn nodig om een goed oordeel te kunnen vellen over de aanvaardbaarheid van de veronderstellingen en om een goed gevoel te krijgen over de continuïteit. Cashflow alleen is onvoldoende.’

 

Bouwens: ‘Daar zijn we het volgens mij over eens. We moeten terugkijken. Dan weet je hoe goed een onderneming een crisissituatie aankan en of er een basis is om te overleven. Maar je moet ook vooruitkijken: wat gaat er de komende maanden gebeuren? Is er vertrouwen in de beschikbaarheid van voldoende cashflow om de komende drie maanden te overleven? En ook jouw punt onderschrijf ik: heeft men ook verder gekeken dan die drie maanden om te kunnen overleven als de situatie bijvoorbeeld ongewijzigd blijft, of als die verbetert, of als alles weer normaal is? Dat vraagt om scenario-analyse.’

 

Wallage: ‘De kans dat deze crisis zich zou voordoen was heel klein, waardoor we ons niet goed hebben voorbereid. De impact blijkt helaas groot, en duurder te zijn dan ooit is verwacht. Daar kunnen we van leren, maar dit soort situaties zal zich altijd blijven voordoen. Er komen trouwens allerlei nieuwe regels om ondernemers te redden en de werkgelegenheid in stand te houden. Dat is nodig om een depressie te voorkomen. Daarbij zullen er ongetwijfeld dingen fout gaan en zal er misbruik plaatsvinden, zoals fraude. Denk bijvoorbeeld aan de onder tijdsdruk tot stand gekomen subsidies, die zeker terecht zijn. Worden die wel juist benut? Ik hou mijn hart vast. Ik zou niet willen dat accountants weer de bal toegespeeld krijgen dat ze hun werk niet goed zouden hebben gedaan. Het ondersteunen van de economie impliceert een gecalculeerd risico. Daar moet ook de accountancy goed over communiceren. En we moeten ook niet achteraf gaan zeggen dat sommige ondernemingen buitenproportioneel van subsidie profiteren. Dat is nu eenmaal een gevolg van de gekozen aanpak, al mag je een beroep doen op ieders moreel besef.’

 

Bouwens: ‘Als de druk en mogelijkheden voor fraude toenemen, dan neemt fraude ook toe. Toch blijkt uit onderzoek dat fraudes vooral plaatsvinden bij economische vooruitgang en niet bij neergang. Mensen vinden het ethisch waarschijnlijk niet in orde om misbruik te maken van een situatie zoals nu. Er is echter nog geen onderzoek of het voorkomen van faillissementen tot een andere conclusie leidt. Ik hoop van niet.’

 

Wallage: ‘Hoe dan ook: cash is king en de cashflow moet je dus scherp hebben. Ik wil alleen graag benadrukken dat cash niet de enige voorwaarde is voor een going concern. Ook bij goede cashflows kan het fout gaan als je geen goed businessmodel hebt en je niet weet aan te passen aan de omstandigheden.’

 

Deze schriftelijke samenvatting van de podcast is een geredigeerde en ingekorte versie. De hele podcast is hier te vinden:

https://soundcloud.com/auditingresearch/wallage-bouwens-gco of https://www.youtube.com/watch?v=vuabYIOirss

 

________________________________________________________________________________________________________________________________

Philip Wallage is hoogleraar accountantscontrole aan de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam en voormalig partner van KPMG. Jan Bouwens is hoogleraar accounting aan de Universiteit van Amsterdam en Academic Board Member en Managing Director van de Foundation for Auditing Research.

Back to overview